In de honderd jaar na het begin van de Eerste Wereldoorlog veranderde er veel in het dagelijks werk van huisartsen, alleen al omdat de ziekten waaraan Nederlanders leden en stierven veranderden. Maar ook de manier waarop ziekten en sterven werden beleefd, was niet meer dezelfde. Tegelijk veranderde ook het therapeutisch arsenaal, zowel in de specialistische als in de huisartsgeneeskunde. Maatschappelijke, economische en financiële veranderingen hadden hun weerslag op het werk van de huisarts. Nieuwe taken kwamen erbij, zoals anticonceptie en zorg voor chronisch zieken. Andere taken verdwenen, zoals de verloskunde en jeugdgezondheidszorg in de consultatiebureaus.